Skip to main content

Nieuwsbrieven Pensioenbehoud

Onze procedure gaat eindelijk door met fysieke zitting (23 nov)

In onze procedure bij de rechtbank samen met KBO-Brabant krijgen we eindelijk een fysieke zitting op vrijdag 27 november 2020 vanaf 09.30 uur, maar helaas zonder publiek wegens corona. De zitting kan wel op internet worden gevolgd door live stream. De link wordt zo spoedig mogelijk gemaild.

De juridische (vast)stelling van onze advocaten (zie onze Facebook pagina) is dat onze Pensioenwet vanaf 1 januari 2007 in strijd is met EU Richtlijn Institutions for occupational retirement provision (IORP) nr. 1 in de periode 2003-2018 en IORP nr. 2 in de periode vanaf 2019, omdat:

  • De Hoge Raad in 2012 ¹) en 2019 ²) heeft vastgesteld dat pensioenfondsen géén garanties geven voor hun bedrijfspensioenen wegens de mogelijkheid van kortingen van het pensioen i.t.t. verzekeraars die wel wettelijke garanties op hun pensioenen moeten geven;
  • De IORP 1 en 2 beide bepalen dat pensioenfondsen met hun pensioenen een hoge mate van zekerheid dienen te bieden aan toekomstige gepensioneerden.
  • De IORP 1 en 2 slechts twee soorten bedrijfspensioenen kennen: gegarandeerde pensioenen met strenge (buffer)eisen en niet-gegarandeerde pensioenen waarvoor die strenge eisen niet gelden, omdat de risico’s ter zake van het realiseren van de pensioentoezegging niet bij de pensioenfondsen liggen, maar bij het collectief van deelnemers en gepensioneerden.

De belangrijkste vraag is bij wie de risico’s ter zake van de realisatie van de toegezegde pensioenaanspraak liggen. Bij pensioenfondsen liggen die risico’s bij het collectief van deelnemers en gepensioneerden. Omdat in de loop van de tijd de financiële risico’s bij pensioenfondsen van indirect naar direct op het collectief van deelnemers en gepensioneerden zijn overgeheveld, is de CDC- uitvoeringsovereenkomst ontstaan. Het Hof in Amsterdam heeft op 3 november 2020 ³) deze CDC-uitvoering van de pensioenregeling bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) bevestigd. Deze variant op de wettelijke uitkeringsovereenkomst van artikel 10 Pensioenwet heeft ruime aandacht gekregen in de Tweede Kamerstukken, maar wordt niet als zodanig benoemd in de Pensioenwet.

De Staat beroept zich op artikel 13, lid 5 van IORP 2. Daarin is geregeld dat een Staat ten aanzien van de berekening van de technische voorzieningen aanvullende en meer uitvoerige voorwaarden kan opleggen met het oog op een voldoende bescherming van de belangen van de deelnemers en de pensioengerechtigden. Dit argument kan in de onderhavige zaak volgens eisers geen toepassing vinden, omdat de in de Pensioenwet getroffen regeling géén aanvullende en meer uitvoerige voorwaarden betreft, maar een op onjuiste uitgangspunten gebaseerde regeling. Onjuist omdat pensioenfondsen de pensioenuitkering niet kunnen garanderen (Hoge Raad 2012 en 2019) zoals pensioenverzekeraars wettelijk wel doen.

Met een op onjuiste uitgangspunten gebaseerde Rente Termijnstructuur (RTS) van DNB als rekenrente wordt het beste pensioenstelsel van de wereld onhoudbaar gemaakt.

De Pensioenwet schiet niet alleen tekort wat betreft het bieden van die hoge mate van zekerheid, daar komt nog bij dat toezichthouder DNB de verkeerde rekenregels (RTS) m.b.t. de technische voorzieningen aan pensioenfondsen oplegt. Rekenregels die er o.a. van uitgaan dat pensioenfondsen de pensioenuitkeringen garanderen, terwijl de HR in 2012 en 2019 heeft vastgesteld dat pensioenfondsen de pensioenuitkering niet kunnen garanderen. Gevolg is dat pensioenfondsen te hoge buffers moeten aanhouden (is de inzet van procedure), pensioenen daardoor al 12 jaar niet meer hebben kunnen indexeren en aanzienlijke kortingen dreigen. Terwijl pensioenfondsen het pensioenvermogen van pensioendeelnemers meerdere malen hebben weten te verdubbelen tot meer dan 1.600 miljard, waarvan nu al 50 jaren de pensioenuitkeringen kunnen worden betaald.


¹) ECLI:NL:HR:2012:BT8462    ²) ECLI:NL:HR:2019:2035   ³) ECLI:NL:GHAMS:2020:2930

Nieuwsbrief van de Stichting Pensioenbehoud van 23 november 2020