Rechter bepaalt dat pensioen onder eigendomsrecht valt
In een andere procedure dan tegen de Staat namelijk tegen pensioenfonds PMT over niet indexeren van ons pensioen, heeft de rechter het volgende bepaald in rechtsoverweging 4.11 (zie bijlage): Zoals [eisers] terecht hebben opgemerkt, kan hieruit afgeleid worden dat het HvJ EU (Hof van Justitie van de EU, toevoeging auteur) heeft bevestigd dat ‘opgebouwde pensioenrechten” en ‘indexatie’ als eigendomsrechten kunnen worden beschouwd. Dat is uitermate belangrijk en voor het eerst in Nederland is vastgesteld dat het nominale pensioen en indexatie onder de bescherming van het eigendomsrecht valt, omdat in artikel 17 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie bepaalt:
Het eigendomsrecht kent een buitengewone mate van bescherming tegen inbreuk daarop. De rechter citeert de uitzonderingsgronden voor mogelijke aantasting van het eigendomsrecht mits er sprake is van een billijke vergoeding:
Een eigendomsrecht kan volgens het HvJ EU alleen worden beperkt als de beperking
(i) bij wet is gesteld,
(ii) de wezenlijke inhoud van dat recht eerbiedigt alsook, met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel,
(iii) noodzakelijk is en
(iv) daadwerkelijk beantwoordt aan doelstellingen van algemeen belang die worden erkend door de Unie.
Vanaf het begin van haar bestaan in 1948 heeft PMT tot 2007 de pensioenen altijd geïndexeerd, want de middelen waren en zijn nog steeds aanwezig om te kunnen indexeren. In een brief van ASR als pensioenuitvoerder van PMT uit 1987 wordt gesteld: Voorts maken wij u erop attent dat er bij de opzet van deze nieuwe pensioenregeling van is uitgegaan, dat de uitkeringen na ingang van het pensioen waardevast zullen worden gehouden (....); een en ander echter op voorwaarde dat de middelen van het fonds zulks toelaten.
De rechter stelt echter vast dat de indexatie voorwaardelijk is: Een onzeker uitzicht tot waardevermeerdering is naar het oordeel van de kantonrechter echter geen eigendomsrecht in de zin van artikel 17 van het EU Handvest.
De toezegging van het pensioenfonds om te indexeren in echter onvoorwaardelijk geweest evenals de toezegging van de nominale pensioenuitkering.
De hoogte van deze toezegging is echter niet vast wegens de mogelijkheid van een verlaging van het pensioen. Naar opvatting van eisers zijn er in de praktijk echter voldoende middelen om wel te kunnen indexeren. Alleen vanwege het door DNB afgedwongen gebruik van de RenteTermijnStructuur (RTS) voor de berekening van de verplichtingen (en onterecht niet voor de premies) lijkt het alleen alsof er te weinig middelen zouden zijn door een onjuiste berekening van de dekkingsgraad.
Alleen een geïndexeerd pensioen is een goed pensioen en dat is waar de EU- pensioenwetgeving van IORP 2 vanuit gaat en dat is behoud van koopkracht. Omdat alle risico’s inclusief biometrische risico’s voor rekening komen van het collectief van deelnemers en gepensioneerden en niet voor rekening van pensioenfondsen, zijn extra buffers niet nodig en is ook de rekenrente van DNB onjuist vastgesteld.
Deze uitspraak van de rechter is zeer belangrijk: De kantonrechter gaat er daarom in deze procedure van uit dat [eisers] zich kunnen beroepen op artikel 17 van het EU Handvest en de daarop gebaseerde rechtspraak van het HvJ EU.
In een hoger beroep moeten wij duidelijk maken dat er wel voldoende middelen waren en nog steeds zijn, maar daar is geld voor nodig om de advocaten te betalen. Wie wil en kan daarbij helpen?
Nieuwsbrief van Stichting Pensioenbehoud van 23 mei 2022