Skip to main content

Nieuwsbrieven Pensioenbehoud

Rekenregels dekkingsgraad in strijd met Pensioenwet (11 april 2022)

Onlangs is duidelijk geworden dat de rekenregels uit het Financieel Toetsingskader voor de berekening van de dekkingsgraad van pensioenfondsen in strijd is met de Pensioenwet.

In de brief van DNB aan minister SZW Koolmees van 19 september 2018 (zie bijlage) wordt de basis van de rekenregels duidelijk omschreven:

“De verwachte pensioenuitkering van deelnemers, slapers en gepensioneerden kan afwijken van de pensioenaanspraken die zijn opgebouwd. De verwachte pensioenuitkering is afhankelijk van hoe de dekkingsgraad zich ontwikkelt in relatie tot de afgesproken regels  voor korten en toeslagverlening.  Het waarderen van een pensioenuitkering kan op twee manieren: het verwacht rendement wordt wel of niet meegenomen in zowel de verwachte pensioenuitkering als ook in de disconteringsvoet. Bij een consistente toepassing (gebruik rendement in zowel teller als noemer of gebruik RTS in zowel teller als noemer) leiden beide keuzes tot dezelfde waarde, en deze is gelijk aan de marktwaarde.” (onderstreping auteur).

De dekkingsgraad is bepalend voor indexeren en korten. Volgens DNB is de definitie: “De dekkingsgraad wordt berekend door alle bezittingen van het pensioenfonds te delen door de pensioenverplichtingen (de pensioenaanspraken van alle deelnemers). De dekkingsgraad wordt uitgedrukt in een percentage.” De dekkingsgraad is dus een breuk met teller en noemer.

Het Financieel Toetsingskader (FTK) vermeldt dat voor de berekening van de pensioenverplichtingen de door de DNB vastgestelde Rente Termijn Structuur (RTS) als rekenrente moet worden toegepast om de contante waarde van de verplichtingen te berekenen en die waarde vormt de noemer van de dekkingsgraad.

Daarnaast vermeldt het FTK dat voor de berekening van de kostendekkende premie dezelfde RTS moet worden gebruikt. Maar verderop in het FTK wordt echter gesteld dat bij het toepassen van een gedempte premie kan worden uitgegaan van een rekenrente gebaseerd op ‘een vastgestelde verwachte waarde van het toekomstig rendement’. Deze mogelijkheid gebruiken de pensioenfondsen natuurlijk, want dat scheelt werkgevers en werknemers veel premie. De waarde van de beleggingen is gebaseerd op de vastgestelde waarde van het toekomstig rendement (met een rekenrente) waarop ook de berekening van de premies is gebaseerd. De waarde van de beleggingen van het fonds is de teller van de dekkingsgraad en de noemer zijn de verplichtingen met de pensioentoezeggingen. Volgens de Pensioenwet dient zowel voor de beleggingen als de verplichtingen de ‘marktwaardering’ te worden toegepast.

In de bovengenoemde brief legt DNB de regeling van de beide rekenrentes voor het huidige pensioencontract uit aan minister SZW Koolmees. Daarbij moet voor de berekening van de teller en de noemer consequent dezelfde keuze worden gemaakt. Dat betekent het toepassen van het rendement voor teller en noemer van de dekkingsraad òf het toepassen van de RTS voor teller en noemer van de dekkingsgraad om aan de wettelijke verplichting van de ‘marktwaardering’ te kunnen voldoen. In de praktijk van het huidige FTK behoeven bij de door pensioenfondsen gebruikte gedempte premie de teller en noemer van de breuk van de dekkingsraad niet gelijk te worden vastgesteld en dan is er dan ook géén sprake van ‘marktwaardering’ en dat is in strijd met de Pensioenwet.

Deze foutieve regeling in het FTK heeft geleid tot de grote nadelige gevolgen voor de dekkingsgraad van pensioenfondsen, waardoor indexaties niet konden worden toegekend in strijd met het eigendomsrecht van deelnemers en gepensioneerden (Hoge Raad 2012 en artikel 17 EU Handvest Grondrechten). Wij zullen wij de huidige minister SZW in een brief op deze fout in het FTK wijzen met het verzoek tot aanpassing ervan.

Nieuwsbrief van Stichting Pensioenbehoud van 11 april 2022