Hoe overheid en politiek met twee monden spreekt (14 dec. 2020)
De zitting van de rechtbank met drie rechters die onze procedure tegen de Staat op 27 november behandelde, was zakelijk en werd goed geleid met een uitspraak op 10 februari 2021. De eisers in de procedure waren Stichting Pensioenbehoud en KBO-Brabant. Het geschil met de Staat gaat erover dat de Staat beweert dat pensioenen ‘onvoorwaardelijk’ zijn en dus gegarandeerd. Daarop gebaseerd moeten pensioenfondsen volgens de huidige Pensioenwet extra grote vermogensbuffers aanhouden zoals voorgeschreven in de EU-pensioenwetgeving IORP. Sinds de nieuwe Pensioenwet in 2007 in werking is getreden, zijn in 2013 en 2014 echter massale kortingen toegepast op grond van artikel 134 Pensioenwet en is al die tijd indexatie achterwege gebleven. Er is dus helemaal géén garantie zoals verzekeraars wel moeten geven. Want alle risico’s van het beheer van pensioengelden door het pensioenfonds zijn voor het collectief van deelnemers en gepensioneerden zoals de Hoge Raad in 2012 heeft vastgesteld. Theorie en praktijk zijn dus in tegenspraak met elkaar en daar gaat onze procedure over.
De eisers willen dat de Pensioenwet op het wettelijke punt van de extra grote buffers niet van toepassing wordt verklaard. Want dan kunnen de pensioenen tenminste weer worden geïndexeerd om verder koopkrachtverlies te voorkomen. Op de zitting stelde de landsadvocaat namens de Staat dat de pensioenen ‘onvoorwaardelijk’ zijn al ontkende hij niet dat het pensioen ook kan worden gekort. U kunt de landsadvocaat deze uitspraak horen zeggen in de korte samenvatting van de zitting via deze link. Er is ook een integrale versie via deze link. Deze YouTube video staat ook onze website.
Ons voortreffelijke advocaten team bestaande uit prof. mr. dr. Hans van Meerten en mr. Koen Vermeulen, reageerden adequaat hierop. Prof. van Meerten citeerde uit een Engelstalige brief van het ministerie van SZW uit 2011 aan de Europese pensioentoezichthouder EIOPA waarin stond (vertaald) dat '(...) zowel onze huidige als nieuwe (na pensioenhervorming) contracten geven geen hard gegarandeerde pensioenuitkeringen. De leden dragen uiteindelijk de risico's, al hebben de contracten wel degelijk solidariteit en collectieve elementen.’ Maar na veel speurwerk is er ook een brief van minister SZW Donner van 6 oktober 2008 aan International Accounting Standards Board opgedoken (zie bijlage). Daarin wordt vermeld (vertaald) dat ‘Tot slot biedt de Pensioenwet de mogelijkheid om de opgebouwde rechten van deelnemers en statushouders (inclusief slapers) te verminderen. Hierdoor blijft het uiteindelijke risico bij de deelnemers en begunstigden. Of in specifieke situaties nog van de werkgever kan worden verlangd dat hij extra financiert, hangt af van de gemaakte afspraken tussen werkgever en pensioenfonds.’
Werkgevers van bedrijven met hun eigen pensioenfonds zoals b.v. Heineken wilden de bijstortverplichting vanwege een te lage dekkingsraad laten vervallen. Daarom zijn de ondernemingspensioenfondsen omgezet in een Collectieve Beschikbare Premieregeling, CDC-regeling genoemd in het Engels. Bij bedrijfstakpensioenfondsen hoefden werkgevers vanaf hun oprichting niet bij te storten; zij hadden dus al een CDC-pensioenregeling. Met alle risico’s bij de deelnemers en gepensioneerden. Daarom zijn de extra buffers onnodig en indexatie wel mogelijk.
Nieuwsbrief van de Stichting Pensioenbehoud van 14 december 2020