Hele en halve onwaarheden bij het pensioendebat
De belangrijkste onwaarheid gaat over de “garantie’’ van onze pensioenen. In de vorige Pensioen- en Spaarfondsen Wet (PSW) geldig tot 1 januari 2007 werden de aanspraken en rechten helemaal niet “gegarandeerd”, maar konden zelfs worden verlaagd. Dat stond echter niet met zoveel woorden omschreven zoals nu wel het geval is met de Pensioenwet (PW). Dat is essentieel omdat de valselijk beweerde “garantie” het argument was om onterecht vanaf 2007 de risicovrije rente te gaan gebruiken voor de berekening van de verplichtingen. Dat schreef de van de politiek afhankelijke DNB voor. Want dat is sindsdien de oorzaak van de huidige achteruitgang van ons pensioenstelsel zonder indexaties en met kortingen. .
In de Nota van staatssecretaris De Grave aan de Tweede Kamer (17-09-1996) wordt vermeld “is de nakoming t.a.v. pensioentoezegging en de indexaties gegarandeerd.” De staatssecretaris van Financiën Vermeend schrijft in een brief aan de Eerste Kamer (29-10-1999) “De werknemer heeft de garantie van een op een eindloon- of een middelloonstelsel gebaseerde pensioenuitkering.” En ook wordt vermeld “de aan de werknemer gegarandeerde uitkering.” Maar de praktijk in die tijd was dat fondsen soms wél moesten korten zoals het pensioenfonds van Bruynzeel. Ook politieke partijen als D66 spraken in kamerstukken (02-05-2006) over “gegarandeerde nominale verplichtingen” evenals het CDA met “een uitkering van een bepaalde hoogte op de pensioendatum (uitkeringsovereenkomst) aan de deelnemer wordt gegarandeerd”. (27-07-2006). De hoofdeconoom van ABN Amro wordt in een Nota aan de Tweede Kamer (05-09-2017) geciteerd “Formeel hebben pensioenfondsen weliswaar een nominale uitkeringsdoelstelling oftewel een gegarandeerd pensioen.” In de Hoofdlijnennotitie schrijft minister Koolmees (22-06-2006) zelfs over “een gegarandeerde opbouw van aanspraken tegen de risicovrije rente”
Onware communicatie
Kortom, de onwaarheid van ‘gegarandeerd’ is bewust in de wereld gebracht en in stand gehouden om de politieke afbraak met de risicovrije rente te kunnen invoeren op grond van onterecht gestelde onbetaalbaarheid. Ook de bewering dat er geld van jongeren naar ouderen is gegaan is onwaar. Het is volgens internationaal adviesbureau Mercer enkele jaren geleden juist andersom: circa 100 miljard euro aan pensioenvermogen is verschoven van ouderen naar jongeren. Ook de onwaarheid dat ouderen de pensioen pot zouden leegeten is door de politiek in de wereld gebracht. Dat zou kunnen gelden voor de AOW als omslagstelsel, maar geldt echter niet voor de bedrijfspensioenen waar een ieder zijn eigen opbouw financiert. De pensioenpot is niet voor mensen die nog niet hebben bijgedragen of nog moeten worden geboren. Het pensioenvermogen is voor de deelnemers en gepensioneerden, en levert genoeg geld op voor de uitkeringen.
Het meest stuitende van deze onwaarheden is echter dat die in strijd zijn met de EU pensioenwetgeving van IORP 1 en 2 zoals de rekenrente voor de verplichtingen. Daarin is voorgeschreven dat een rekenrente gebaseerd op de rendementen van activa moet worden gebruikt. Toen de risicovrije rekenrente in 2007 nog 4% was merkten we dat niet. Maar sindsdien gedaald tot bijna nul procent.
Gelukkig loop er een procedure tegen de Staat hierover en is er een klacht ingediend bij de Europese Commissie tegen Nederland wegens het niet goed toepassen van de wet. Ook zijn er strafklachten ingediend bij het Openbaar Ministerie tegen de pensioenfondsen ABP, PME en Pensioenfonds Philips op basis van valsheid in geschrifte wegens foutief toepassen van de wet. Een standaard tekst voor uw eigen strafklacht is verkrijgbaar via
Nieuwsbrief van de Stichting Pensioenbehoud van 20 juli 2020