Hoe politiek en DNB ons pensioenstelsel afbreken (9 dec. 2019)
Ons beste pensioenstelsel ter wereld is in opzet heel eenvoudig. De werkgever heeft als arbeidsvoorwaarde een collectieve pensioenregeling voor zijn werknemer. Die betaalt de premies aan het pensioenfonds en verhaalt een deel op de werknemer.. De premies worden belegd tot een vermogen van momenteel een 1500 miljard euro en leveren al decennia een rendement op van gemiddeld 5%-7% per jaar. De pensioenuitkering t.z.t. wordt dan ook wel ‘uitgesteld loon’ genoemd.
De ontvangen premies door pensioenfondsen in 2018 is 33 miljard euro volgens DNB. Datzelfde jaar werden bijna 31 miljard euro aan pensioenuitkeringen gedaan, dus 2 miljard lager dan de ontvangen premies. Daar komen de goede rendementen op de belegde middelen nog bij en die zijn wettelijk bedoeld om te indexeren. Maar indexeren maakte DNB sinds 2007 onmogelijk met belachelijke rekenregels, de Ultimate Forward Rate (UFR). Daardoor zijn de belegde middelen in 12 jaar verdubbeld van nog geen 700 miljard euro naar meer dan 1400 miljard euro!
Volgens DNB mag de rekenrente van de premies, nodig voor de opbouw van de toekomstige pensioenuitkeringen, wel prudent rekening houden met het rendement op de belegde middelen, vaak rond 2,5%. Maar voor de pensioenverplichtingen voor de komende 80 jaar moet van DNB een kunstmatige risicovrije rente als UFR worden gebruikt, terwijl de Europese regels van IORP een voorzichtig rendement toestaan. Bij het ABP is de gebruikte rente in 2019 slechts 0,6%. Alsof er door de jongeren op hun ingelegde premies de komende 80 jaar slechts 0,6% rendement zou kunnen worden gemaakt in plaats van 5%-7%. Door de vergrijzing kunnen die percentages vermoedelijk lager uitvallen met 3%-5%. Bovendien zouden de beide rekenrenten (UFR) gelijk aan elkaar moeten zijn met 2,5%-3,0% aan beide zijden van de balans van de fondsen. Deze wetswijziging wordt bewust tegengehouden.
Als we pensioenfondsen vergelijken met pensioenverzekeraars dan zien we nog meer discriminatie. Verzekeraars vallen onder de Europese regelgeving van EIOPA. Zij mogen wel een rekenrente (UFR) voor hun verplichtingen gebruiken van 3,9%. Zij schreeuwen moord en brand, omdat EIOPA die UFR jaarlijks met 0,2% wil verlagen. Verzekeraars vallen ook onder de Wet financieel verkeer (Wft) en die wet kent geen pensioenverlagingen bij financiële tegenvallers in tegenstelling met pensioenfondsen. Maar waarom mogen verzekeraars dan wel met een dergelijke hoge rekenrente rekenen met als gevolg veel kans op tegenvallers voor de verzekeraars? Waarom ook niet een risicovrije rekenrente? Waarom mogen pensioenfondsen ook niet de EIOPA norm voor een rekenrente van 3,9% gebruiken? Dat wil onze politiek en DNB niet! Er zouden dan geen kortingen meer nodig zijn en is indexatie mogelijk.
Onze politiek wil af van de huidige collectieve solidaire pensioenregeling op basis van de uitkeringsovereenkomst als sociale regeling en wil de huidige regeling vervangen door een individuele beschikbare premieregeling als financieel product. Want dat is goedkopper voor de overheid, maar dat heeft als grote nadelen een lager pensioen (DNB 2012) en daarnaast kan het pensioenbedrag jaarlijks variëren en de hoogte van de uitkering wordt pas bij pensionering bekend. Logisch toch dat wij hierop tegen zijn. U toch ook? Zo ja, steun ons dan met onze procedure tegen de Staat met een (extra) donatie, zie onze website www.stichtingpensioenbehoud.nl.
Nieuwsbrief van de Stichting Pensioenbehoud van 9 december 2019