Skip to main content

Nieuwsbrieven Pensioenbehoud

Dit is wat de overheid ons door de pensioenstrot wil duwen (27 mei 2019)

Door de grote druk van de politiek en overheid om een pensioenakkoord af te sluiten komt de Vakcentrale voor Professionals (VCP) het kabinet tegemoet met een voorstel voor aanpassing van ons pensioenstelsel. De kern van het voorstel is om de ‘absolute zekerheid’ bij pensioenopbouw los te laten. Onder de oude Pensioen- en Verzekeringswet (PSW) als onder de huidige Pensioenwet was en is een collectieve verlaging van de pensioenen altijd mogelijk als een noodsituatie bij een fonds optrad. Er is nu wel een (voorwaardelijke) zekerheid over het bedrag dat is toegezegd.

In de plannen van de vakbond betalen werkgevers een stabiele premie, waardoor ze later niet voor extra verplichtingen komen te staan, maar ook geen korting op die premies krijgen. Met het nieuwe stelsel zou het mogelijk zijn dat iedereen in 42 jaar tijd een pensioen kan opbouwen van 80 procent van het middelloon. De VCP vindt het huidige pensioenstelsel niet werkbaar. Door strenge buffervereisten kunnen pensioenen al tijden niet geïndexeerd worden en dreigt voor fondsen zelfs korting.

Maar wat willen de overheid en politiek bereiken?
Dat is de invoering van een voor de overheid en andere werkgevers goedkopere beschikbare premieregeling, ook voor bestaande pensioenen. Volgens DNB onderzoek betekent dat flink lagere pensioenen waarvan de hoogte pas bekend is op de dag van pensionering en bovendien jaarlijks variabel is. Deze pensioenen worden premieovereenkomsten genoemd, omdat er geen eindresultaat is vastgelegd en de pensioenuitvoerder beleggingsvrijheid heeft. Volgens Caroline de Gruyter in de NRC van 25 mei zijn in Oostenrijk ‘de politiek en de overheid verkleefd.’ Dit cliëntelisme is ook in Nederland het geval met ook vele media wegens hun afhankelijkheid van de betaalde interviews en reclame inkomsten verkregen van de overheid.

Artikel 52 Pensioenwet omschrijft de zorgplicht die de pensioenuitvoerder bij de uitvoering van premieovereenkomsten met beleggingsvrijheid heeft. De pensioenuitvoerder is in de opbouwfase verantwoordelijk voor de beleggingen en handelt daarbij in het belang van de deelnemer of gewezen deelnemer. Maar als de ingelegde premies minder dan een redelijk te achten rendement hebben opgeleverd of zelf lager liggen dan de inleg, dan is de pensioenuitvoerder daarvoor  niet verantwoordelijk te stellen, aldus recente uitspraken van het Klachten Instituut Financiële Dienstverlening (Kifid 2019-217 en 2019-218). De betreffende deelnemers stelden dat de pensioenuitvoerders hun zorgplicht hadden geschonden en eisten een schadevergoeding van de pensioenuitvoerders, maar klachten werden afgewezen.

Deze klachten waren o.a. dat de pensioenuitvoerder te risicovol heeft belegd dan wel op andere wijze tekort is geschoten. Maar ook dat de pensioenuitvoerder de ingelegde premies niet zou hebben belegd in het belang van aanspraak- en pensioengerechtigden. Het Kifid oordeelde dat er geen enkele reden was om aan te nemen dat de pensioenuitvoerders te risicovol hebben belegd dan wel op andere wijze zijn te kort geschoten. En ook dat er geen enkele reden is om aan te nemen dat de pensioenuitvoerder de ingelegde premies niet zouden hebben belegd in het belang van aanspraak- en pensioengerechtigden. De benadeelden waren dus geheel rechteloos; wilt u soms óók in een dergelijke situatie terecht komen? Dat wil toch geen enkele deelnemer of gepensioneerde. Meld dat de politiek.

Nieuwsbrief van de Stichting Pensioenbehoud van 27 mei 2019