Skip to main content

Nieuwsbrieven Pensioenbehoud

9 oktober 2011

Intussen heeft minister Kamp van SZW opdracht gegeven om vier onderzoeken te doen op de volgende gebieden die in februari 2012 gereed moeten zijn: 1. Op welke wijze zouden de bestaande ‘harde’ pensioenaanspraken en rechten op collectief niveau (dus op het niveau van het pensioenfonds) kunnen worden ingebracht in het nieuwe ‘zachte’ stelsel van het Pensioenakkoord; 2. Dezelfde vraag maar dan op individueel niveau. 3. Zijn er belemmeringen in de Europese regelgeving om het ‘zachte’ stelsel in te voeren. 4. Hoe kan het pensioensparen eerlijk tussen jongeren en ouderen worden verdeeld, dus een ‘generationproof’ pensioencontract. Daarbij is een interne begeleidingsgroep in het leven geroepen met vertegenwoordigers van allerlei overheidsinstanties evenals de hoogleraren Goudswaard, Frijns en Lawson. Tevens zullen er externe (juridische) adviezen worden gevraagd. De vertrouwelijke uitkomsten zullen aan minister Kamp worden gerapporteerd en hij deelt de Tweede Kamer zijn bevindingen mede. Dan pas worden het openbare stukken, aldus het ministerie van SZW.

Steeds meer wordt de kritiek gehoord dat het Pensioenakkoord “had veel simpeler gekund, doeltreffender had gemoeten, en er sneller had moeten en kunnen zijn” (Towers Watson) en “Een nieuw pensioencontract … of toch niet?” (Mercer). Het artikel De noodzaak van een alternatief pensioenakkoord van 3 oktober 20 11 door Bernard van Praag (zie bijlage ) legt de nadelen van het huidige Pensioenakkoord vlijmscherp bloot. De beste oplossing volgens hem zou erop neerkomen om de eventuele risico’s af te dekken via een herverzekering, zodat de werknemer een Defined Benefit heeft (DB is met een ‘vastgelegd pensioen’ zoals nu meestal de afspraak is, ELD) en de werkgever van de risico’s af is. Het alleen omzetten van een DB-systeem in een DC-systeem (Defined Contribution is met een vastgelegde premie, ELD) en doen of niets verandert, is volksverlakkerij. Dit is een van de belangrijkste onaanvaardbaarheden van de meest recente versie van het Pensioenakkoord, aldus Bernard van Praag. En ook om van een uniforme pensioenleeftijd over te gaan op het aantal gewerkte jaren als criterium voor pensionering b.v. 45 jaar lijkt nu redelijk. Dat betoogt ook Gilbert de Swert uit België in zijn artikel Koppel pensioen aan loopbaan en niet aan leeftijd van 28.9.11 (zie bijlage ). Maar ook de te kiezen rentevoet en de premiehoogte dienen beter te worden vastgesteld.

De door de werkgevers gewenste ‘gestabiliseerde’ premiehoogte op het huidige premieniveau (die nergens officieel is vermeld, maar 20% van de pensioengrondslag wordt genoemd) is veel te laag. Want het niveau aan betaalde pensioenpremie in Nederland in 2011 is al 16,9% van de van de salarissom volgens De Nederlandse Bank in DNB bulletin over pensioenindexatie van 24 maart 2011 (zie tabel 3 van bijlage ). Dat lage gemiddelde wordt veroorzaakt door de bedrijfstakpensioenfondsen, niet door de ondernemingspensioenfondsen. Omgerekend naar pensioengrondslag (dat is het bruto salaris minus de franchise voor de AOW) een betaalde premie van gemiddeld circa 25%. Dat zou een forse achteruitgang aan premiebetaling betekenen en dus een veel lager pensioen. Zie ook het artikel van Arnoud Bosch “Pensioenakkoord 2011 maakt prijsindexatie van pensioenen onmogelijk” van 10.9.11 op de website waarin de kostendekkende premie op 28% is becijferd om te kunnen indexeren. In het Statistisch Bulletin van DNB van december 2010 wordt op pag. 119 vermeld dat de betaalde premies in 2010 € 30,1 miljard bedroegen en de betaalde pensioenuitkeringen € 22,6 miljard met 5,8 miljoen deelnemers, dus meer premie is noodzakelijk. Daarom is het verheugend dat volgens de website FNV Bondgenoten in het artikel Total pakt verantwoordelijkheid voor pensioendeelnemers er onlangs met Total is afgesproken dat de premie-inleg door Total van 15,5% naar 23,2% gaat en van de werknemers van 7,2% naar 7,7%, in totaal 30,9% kostendekkende premie dus met handhaving van de huidige risicodeling (zie bijlage ).