Pensioenopbouwer is crediteur van pensioenfonds (22 mei 2017)
Er is een wijd verbreid misverstand dat degene die als werknemer een pensioen opbouwt, ‘klant’ zou zijn van een pensioenfonds. Niet degene die een pensioen opbouwt is de klant, maar de werkgever die zijn pensioentoezegging uit de arbeidsovereenkomst - verplicht of vrijwillig - onderbrengt bij een pensioenfonds. De werknemer is echter crediteur (wettelijk: schuldeiser) van het pensioenfonds als eigenaar van zijn pensioenaanspraak. Dat heeft ons hoogste rechtscollege de Hoge Raad al in 2012 vastgesteld. Dat geldt ook voor de gepensioneerde. Het pensioenfonds heeft als debiteur (wettelijk: schuldenaar) een verplichting tot uitbetaling van het jaarlijkse opgebouwde pensioen zoals ook is toegezegd en hopelijk op wettelijke gronden intussen niet is verlaagd en wel is geïndexeerd.
In feite heeft de deelnemer of de gepensioneerde een vordering op de uitvoerder in de vorm van een periodieke uitkering volgens de collectieve uitkeringsovereenkomst. Bij een individuele beschikbare premieovereenkomst als financieel product is er sprake van een vordering op de uitvoerder in de vorm van een kapitaal op de pensioendatum dat moet worden omgezet in een periodieke uitkering. Maar kapitaal overeenkomsten brengen volgens deskundige Arnoud Bosch veel minder rendement op. Volgens zijn berekeningen gaan pensioenfondsen tot aanvang 67 jaar ervan uit dat voor 1 euro pensioenuitkering er 15,50 tot 16,50 euro pensioenvermogen moet zijn ongeacht de rentestand bij uitkering. Verzekeraars gaan tot aanvang 67 jaar ervan uit dat voor 1 euro pensioenuitkering er 19,50 tot 21,00 euro pensioenvermogen moet zijn afhankelijk van de rentestand bij uitkering. Bovendien bestaat het risico op woekerpensioenen zoals vroeger met de woekerpolissen van verzekeraars.
Maar wat is nu het verschil met een individueel pensioenpotje waarmee het ABP aan het experimenteren is. Daarover heeft het ABP een persbericht uitgegeven (zie bijlage). Dat persbericht begint met “ABP wil deelnemers makkelijk inzicht geven in hun eigen pensioen. Daarom ontwikkelen we de persoonlijke pensioenpot. Hierin wordt duidelijk welk bedrag deelnemers tot nu toe hebben opgebouwd. Ook maakt het inzichtelijk wat de persoonlijke inleg is, wat de werkgever inlegt en wat het resultaat van beleggingen is. We willen de persoonlijke pensioenpot in 2018 aanbieden aan alle deelnemers van ABP.”
In een recente uitgave van PensioenPro schrijft het blad over het ABP experiment. “In het ABP persbericht staat dat het totaalplaatje aan deelnemers laat zien ‘wat zij en hun werkgever inleggen en hoe dat bedrag kan groeien door de opbrengst van beleggingen, ofwel het rendement dat ABP/APG daar bovenop maakt’. De koppeling van het persoonlijke bedrag aan de aanspraken is logisch, vindt actuaris Paul Duijsens van ABP. ‘Opgebouwde aanspraken zijn in huidig stelsel leidend’ aldus het artikel. Als Stichting Pensioenbehoud zijn wij een groot voorstander van de vermelding aan de deelnemer/crediteur van het opgebouwde jaarbedrag aan pensioen in plaats van een kapitaal; dat geeft wel duidelijkheid en is géén financieel product.
Het is niet alleen het rendement dat de pensioenpot bepaalt omdat “de rente invloed heeft op de berekening van de contante waarde van de aanspraken. Als de rente daalt, dan neemt de contante waarde van de aanspraak toe: het fonds moet dan nu meer in kas hebben om de aanspraak in de toekomst te betalen. Hoe jonger de deelnemer, des te groter het effect. De ontwikkeling van de rente is dus medebepalend voor de inhoud van de persoonlijke pensioenpot, ook al is er geen direct verband met het rendement op de beleggingen. Het is de vraag of deelnemers begrijpen dat hun persoonlijke pensioenpot zo kan schommelen.” aldus het artikel. Maar willen deelnemers en gepensioneerden die schommelingen wel? Naar verwachting zal het antwoord overwegend negatief zijn. Wij pleiten dan ook voor een jaarlijkse opgave van het pensioen zelf en niet van het kapitaal.
Nieuwsbrief van de Stichting Pensioenbehoud van 22 mei 2017