Kortingsmaatregelen voor pensioen die in 2017 mogelijk zijn (3 okt. 2016)
Nieuwsbrief van de Stichting Pensioenbehoud van 3 oktober 2016
Het adviesbureau Willis Towers Watson meldt in haar Pensioen Update van 29 september j.l. de volgende mogelijke kortingsmaatregelen in 2017. Het ministerie SZW heeft diverse vragen van de Eerste Kamer beantwoord inzake de ufr-methode die wordt gebruikt om de rente termijn structuur (rts) te berekenen voor de verplichtingen en in het bijzonder het verschil tussen de methoden voor verzekeraars en pensioenfondsen. Aanleiding tot de vragen waren onder meer opmerkingen vanuit de Europese koepel EIOPA over de Nederlandse methodiek voor pensioenfondsen, die voor verzekeraars ongeschikt wordt geacht omdat deze onvoldoende stabiel zou zijn. Het ministerie SZW concludeert geen aanleiding te zien de methodiek te herzien (hoe eigenwijs kun je zijn) en vast te houden aan de beoogde planning, waarin een volgende Commissie Parameters in 2019 opnieuw naar de UFR-methode zal kijken.
Op 14 september debatteerde de Tweede Kamer over de dreigende kortingsmaatregelen. In het kader daarvan heeft de staatssecretaris Klijnsma toegezegd te zullen onderzoeken of verlenging van de hersteltermijnen tot de mogelijkheden behoort. De staatssecretaris ontraadde elk van de vier ingediende moties, waaronder die van D66-kamerlid van Van Weyenberg inzake generatieneutraliteit. Op 27 september werden de moties ter stemming gebracht. Waar de andere drie werden verworpen, werd de motie van Van Weyenberg aangenomen. Maar het zou onjuist zijn om die motie uit te voeren, want dan wordt niet voldaan aan de wettelijke eis van evenwichtige belangenbehartiging tussen werkenden en gepensioneerden!
Voor veel fondsen zou een dergelijke verlenging van de looptijd net soelaas kunnen bieden en een korting kunnen voorkomen. Met name door de lage benodigde rente leidt verlenging van de looptijd van het herstelplan met bijvoorbeeld twee jaar tot een verlaging van de kritieke dekkingsgraad met enige procentpunten. En dat is ook politiek aantrekkelijk.
Nieuwe realiteit
In PensioenPro van 29 september j.l. werd Else Bos als CEO van PGGM geïnterviewd. Volgens haar zijn gemiddelden van 8% rendement zoals over de afgelopen decennia, niet meer haalbaar. Een rendement van 5% is echter genoeg om aan de verplichtingen te voldoen. Pensioenfondsen hoeven voorlopig niet te rekenen op de mooie rendementen die ze de afgelopen decennia hebben behaald op hun beleggingen. “Gemiddelden van 8% zijn in de huidige economische context niet haalbaar”, zegt Bos. “We zitten in een periode van zeer lage rente. Die zou moeten aanzetten tot meer consumeren en investeren, maar leidt vooralsnog vooral tot meer sparen. En daar komen natuurlijk geen nieuwe banen of groei van.” Volgens Bos is het echter geen ramp voor de pensioenen als de rendementen langdurig lager blijven. “We hebben die 8% nu niet echt nodig. Pensioenfondsen rekenen voor de hoogte van de premies met een rente van 2 à 2,5%. De ECB streeft naar een inflatie van iets onder de 2%. Tel je dat op en dan heb je een rendement van circa 5% nodig om aan je verplichtingen te kunnen voldoen.”
Daarnaast hebben actuaris Willem Schuddeboom en econoom Rob de Brouwer een vaste rekenrente bepleit in hun rapport Naar een nastrevenswaardig pensioenstelsel (zie bijlage). De belangrijkste ouderenorganisaties KNVG, NVOG en CSO steunen dit rapport. Hierin wordt voorgesteld om een vaste rekenrente van 2,7% te hanteren voor de berekening van de pensioenverplichtingen in plaats van de kunstmatige ufr-methode. Dus het toekomstig netto beleggingsrendement minus de som van de verwachte inflatie en van de kosten van de veronderstelde stijgende levensverwachting is de rekenrente (cash flow methode). De rekensom is als volgt: 5% rendement minus 2% inflatie (doelstelling ECB) minus 0,3% kosten gestegen levensverwachting is 2,7% rekenrente voor de pensioenverplichtingen. Daarnaast moet vanaf 2017 de ambitie voor indexatie door de fondsen in de premiestelling worden verwerkt, zodat de negatieve effecten van premiedemping worden verminderd.