De toekomst ziet er somber uit voor de gepensioneerden (19 okt. 2015)
Staatssecretaris SZW Klijnsma heeft op 9 oktober een brief naar de Tweede Kamer gestuurd (zie bijlage) samen met het weinig opwekkende rapport 'Onderzoek gevolgen lage rente en ufr voor de financiële positie van pensioenfondsen' (zie bijlage). Dit rapport is opgesteld door De Nederlandsche Bank (DNB) en het Centraal Planbureau (CPB) met als conclusie dat ons deel van het pensioenstelsel met de uitkeringsovereenkomst (80% van de pensioensector) moet worden hervormd, anders wordt het pensioen snel onbetaalbaar. Dat komt in belangrijke mate door de uitermate lage marktrente voor 'risicoloze'(?) staatsleningen veroorzaakt door de Europese Centrale Bank (ECB) waartegen de verplichtingen moeten worden berekend.
De rente van nu is wel bekend, maar niemand kan voorspellen welke rente over 20, 40 of 60 jaar zal gelden. Die rekenrente kan ook niet worden afgeleid van een marktwaarde van financiële producten en daarom is de kunstmatige Ultimate Forward Rate (UFR) bedacht. Maar waarom zou een pensioenfonds tegen liquidatiewaarde moeten worden gewaardeerd? En door het laten vervallen van de wettelijke eis dat de premie moet bijdragen aan herstel van een dekkingstekort, heeft dit kabinet vorig jaar met grote politieke druk op de Eerste Kamer deze verslechtering erdoor gedrukt en onthield de overheid als werkgever 2 miljard euro benodigde premie aan het ABP.
Door de aanhoudend lage rente en de verwachting dat die rente ook de komende jaren niet heel hard zal stijgen, wordt het voor pensioenfondsen steeds duurder om de huidige pensioenambities waar te maken. De fondsen moeten van de toezichthouder sinds deze zomer eindelijk realistischere rekenregels gebruiken om de pensioenverplichtingen te vertalen in harde euro’s van nu. Het gevolg is dat die toezeggingen duurder worden. Maar ook blijkt duidelijk dat er al vele jaren een te laag premiepercentage is betaald, omdat bij de vaststelling ervan mocht worden uitgegaan van een verwacht rendementspercentage op de beleggingen. Voor de verwachte opbrengsten van de bezittingen mocht dus een (veel) hoger percentage worden gebruikt dan om de verplichtingen van de toekomstige pensioenbetalingen te berekenen. Geheel inconsequent en tegenstrijdig.
De pensioenfondsen met verreweg de meeste deelnemers verwachten het feitelijke tekort aan pensioenpremie in de toekomst goed te kunnen maken met overrendementen op aandelen. Zij speculeren daarbij in toenemende mate op beurswinsten. Maar de beurs kan ook tegenzitten. In dat geval moeten zij alsnog pijnlijke maatregelen nemen. Fikse kortingen op de pensioenuitkeringen zijn daarbij de komende jaren zeker niet uitgesloten, aldus sommige media. In een dergelijk scenario, waarschuwen de onderzoekers, staat „het vertrouwen in het pensioenstelsel op het spel”. Er valt te vrezen dat de toezeggingen voor pensioenopbouw wederom zullen worden verlaagd ten koste van de jongeren.
Sommige werkgevers zoals de overheid willen al langer af van de pensioengaranties en willen de pensioenen meer laten mee ademen met ontwikkelingen op de beurs. Klijnsma schrijft nu dat herinrichting van het pensioenstelsel, waaronder de aard van de pensioenovereenkomst, „onvermijdelijk” wordt. Maar de vrees is dat gepensioneerden, én actieve deelnemers die al flink wat pensioenrechten hebben opgebouwd, het er niet bij zullen laten zitten als het pensioencontract eenzijdig wordt aangepast. Naar verluidt leeft vooral op het Ministerie van Financiën angst voor juridische claims. Op dit moment wordt in de Sociaal-Economische Raad door vakbonden, werkgevers en onafhankelijke deskundigen nagedacht over de inrichting van een nieuw pensioenstelsel. Er ligt echter al een prima voorstel voor de hervorming van ons pensioenstelsel gebaseerd op de uitkeringsovereenkomst met als titel 'Naar een nastrevenswaardig pensioenstelsel' (zie website). Dit goede voorstel is ingebracht door de KNVG en NVOG bij de Pensioendialoog en de SER. Wij steunen dit goede en praktische voorstel actief bij de politiek.
Nieuwsbrief van de Stichting Pensioenbehoud van 19 oktober 2015.