27 november 2011
Het Tweede Kamerlid Klaver (GroenLinks) stelde onlangs de vraag aan minister Kamp of er een verband bestaat tussen het tekort van €250 miljard door de premieholidays in de jaren ’80 en ’90 en de mogelijke korting op de pensioenen nu (zie bijlage). Kamp antwoordde:
“De huidige problematiek van de pensioenfondsen is ontstaan als gevolg van een combinatie van voortgaande daling van de rente, stagnerende beurskoersen en een stijging van de levensverwachting. De ontwikkeling van de dekkingsgraden in de laatste decennia wijst uit dat de huidige problemen niet kunnen worden herleid tot de afroming van pensioenvermogens aan het eind van vorige eeuw.
Deze afroming was overigens mede het gevolg van politieke besluitvorming. In de periode 1984 tot 1992 is de pensioenpremie voor overheidswerknemers bij wet verlaagd tot onder het kostendekkend niveau. Daarnaast stimuleerde het wetsvoorstel dat beoogde „bovenmatige‟ pensioenvermogens weg te belasten, pensioenfondsen om hun dekkingsgraden te beperken”.
Wat een politieke ontkenning van de werkelijkheid, schandelijk. Want indien de afroming van de pensioenen niet was gebeurd, zouden er nu hogere dekkingsgraden zijn geweest en dus minder of geen problemen bij de pensioenfondsen zijn. De Nederlandse Bond voor Pensioenbelangen is een collectieve actie gestart om te laten uitzoeken of de verloren onvoorwaardelijke indexatie voor ABP-pensioenen opgebouwd t/m 1995 weer kan worden hersteld (zie www.pensioenbelangen.nl). Iedereen met een ABP-pensioen van vóór 1996 kan zich aanmelden.
De onafhankelijke voorzitter Briët van het pensioenfonds PME (grootmetaal, met eind oktober een dekkingsgraad van slechts 88,7%) trok deze week veel aandacht met zijn voorstel om de pensioenpremie in 2012 te verhogen van 23% tot 28% van de pensioengrondslag, omdat volgens DNB uitstel niet meer mogelijk is. Dat komt wel in de buurt van een kostendekkende premie. Of een combinatie met een verlaging van het jaarlijkse opbouwpercentage of andere versoberingen van het pensioen. De CNV Vakmensen kwamen met het voorstel om in 2013 loon in te ruilen voor pensioen. Het inzicht van de noodzaak van kostendekkende premies begint door te breken.
Volgens het CBS (zie bijlage) is de levensverwachting van pasgeborenen in de periode 2000 en 2010 sterk gestegen (mannen van 75,5 tot 78,5 jaar en vrouwen van 80,6 tot 82,7 jaar) en dat is bevestigd door het Actuarieel Genootschap. Voor 65+ is de resterende levensverwachting opgelopen bij mannen van 15,3 tot 17,6 jaar (gem. 82,6 jaar) en bij vrouwen van 19,2 tot 20,8 jaar (gem. 85,8 jaar). Bij de pensioenopbouw van deze laatste groep is daarvoor te weinig premie betaald. De eerder voor 2010 voorspelde levensverwachtingen liggen zelfs hoger dan uit de waargenomen sterfte blijkt en dus hoeven pensioenfondsen (voorlopig) géén verzwaringen in hun pensioenverplichtingen door te voeren.
Een positief punt voor de ouderen is dat het inkomen van (echt)paren boven 65 jaar tussen 2001 en 2009 er gemiddeld 16% op zijn vooruitgegaan, aldus het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). De gemiddelde Nederlander ontving 6% meer inkomen. Het SCP schrijft deze stijging voor ouderen toe aan de stijging van de AOW met 8% in die periode (boven de inflatiecorrectie). De redenen daarnaast zijn de verbeterde aanvullende pensioenregelingen en meer (echt)paren die beiden hebben gewerkt. Voor alleenstaande ouderen bedroeg de stijging van het inkomen 10%. Daarbij leven hoogopgeleiden gemiddeld 7 (!) jaar langer dan laagopgeleiden, aldus het SCP. De effecten van het niet indexeren van de pensioenen gedurende de laatste jaren zullen pas in het volgende onderzoek zichtbaar worden.