Welke verplichting heeft de overheid om onze pensioenen te beschermen? (14 mei)
Het Expertisecentrum Europees Recht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken publiceerde op 26 april een nieuwsbrief met als titel Overheid moet helft aanvullend pensioen garanderen bij insolventie werkgever (zie bijlage). “De EU-richtlijn die de rechten van werknemers bij insolventie van een werkgever beschermt eist van de overheid dat altijd tenminste de helft van een aanvullend pensioen wordt gegarandeerd. Werknemers kunnen desnoods een schadevordering indienen bij de overheid. Dat heeft het EU-Hof op 25 april van dit jaar bepaald in een Ierse zaak (zie bijlage).” Dit arrest heeft interessante aspecten voor gepensioneerden en heeft al tot vragen van het CDA-lid Pieter Omtzigt in de Tweede Kamer geleid aan de betreffende ministers of ook de Nederlandse Staat aansprakelijk kan worden gesteld voor verliezen bij pensioenfondsen en pensioenregelingen, en in geval van kortingen op pensioenen (zie bijlage).
De nieuwsbrief van Buitenlandse Zaken vermeldt “Het gaat om de vraag of de Ierse regering een inspanningsverplichting had om de werknemers zoveel mogelijk hun opgebouwde pensioen te realiseren, of dat de werknemers een garantie hadden op tenminste 50% van de opgebouwde rechten. Nederland heeft aan de zijde van de Ierse regering betoogd dat het hier gaat om een inspanningsverplichting.” (cursivering ELD).
“Volgens artikel 8 van richtlijn 2008/94 moeten de lidstaten zich ervan vergwissen dat de nodige maatregelen worden getroffen om de belangen van de werknemers en die van de personen die de onderneming of vestiging van de werkgever op de datum van het intreden van de insolventie van de werkgever reeds hebben verlaten, te beschermen met betrekking tot hun verkregen rechten of hun rechten in wording op ouderdomsuitkeringen, met inbegrip van uitkeringen aan nagelaten betrekkingen, uit hoofde van voor een of meer bedrijfstakken geldende aanvullende stelsels van sociale voorzieningen welke bestaan naast de nationale wettelijke stelsels van sociale zekerheid.”
“Deze bepaling is volgens het EU-Hof van toepassing wanneer het voor een of meer bedrijfstakken geldend aanvullend stelsel van sociale voorzieningen onvoldoende is gefinancierd op het tijdstip waarop de werkgever in staat van insolventie verkeert en de werkgever, wegens zijn insolventie, niet over de middelen beschikt die noodzakelijk zijn om voldoende bij te dragen aan dit stelsel teneinde ervoor te zorgen dat de begunstigden ervan hun volledige pensioenuitkeringen ontvangen. Deze begunstigden hoeven niet aan te tonen dat andere factoren ten grondslag liggen aan het verlies van hun rechten op ouderdomsuitkeringen.”
“Wanneer maatregelen van een lidstaat er niet toe leiden dat de werknemers meer dan 49 % ontvangen van de waarde van de door hen opgebouwde rechten op ouderdomsuitkeringen uit hoofde van een voor een of meer bedrijfstakken geldend aanvullend stelsel van sociale voorzieningen, levert dat als zodanig een gekwalificeerde schending van de op die lidstaat rustende verplichtingen.”
Daar Nederland zich op het standpunt heeft gesteld dat de overheid een inspanningsverplichting heeft om de werknemers zoveel mogelijk hun opgebouwde pensioen te realiseren, kan de vraag worden gesteld of de overheid wel rechtsgeldig wettelijke regelingen op pensioengebied kan aanpassen die de werknemers beletten om zoveel mogelijk hun opgebouwde pensioen te realiseren. Dit betreft in het bijzonder de voorgestelde zwaardere eisen aan het voortzetten van de huidige ‘harde’ pensioen-uitkeringsovereenkomst in het nieuwe stelsel, waardoor de dekkingsgraad direct fors zal dalen.
Lang niet alle pensioenfondsen hanteren de hogere rekenrente
Het Financieel Dagblad publiceerde op 6 mei haar onderzoek naar het gebruik van de hogere rekenrente op basis van de Ultimate Forward Rate. Een aantal pensioenfondsen hanteert strengere eisen voor zichzelf dan volgens de overheid nodig is. Ze baseren hun beleggings- of indexatiebeleid nog steeds op de risicovrije marktrente, ook al mogen ze van het Rijk sinds september de hogere nieuwe rekenrente gebruiken, de zogeheten ultimate forward rate (ufr). In hun rapportages voor de Nederlandsche Bank (DNB) zijn ze verplicht de ufr als basis te hanteren, aldus het FD.
Actuaris Jeroen Koopmans van het bureau LCP bevestigt dat, want het kan lastig uit te leggen zijn aan deelnemers. Het kan bijvoorbeeld zo uitvallen dat een pensioenfonds op basis van de ufr-dekkingsgraad wél zou indexeren, oftewel de pensioenen verhogen met de inflatie, en op basis van de marktrente niet. ‘Richting DNB moet de dekkingsgraad op basis van de ufr worden gerapporteerd. Dan moet je wel aan de deelnemers kunnen uitleggen dat je toch niet indexeert.’ Een Rijkscommissie evalueert momenteel de ufr, aldus het FD. Hierover moeten de deelnemingsraden en bestuursleden namens gepensioneerden maar eens indringende vragen stellen over deze inconsequentie.
Nieuwsbrief van de Stichting Pensioenbehoud van 13 mei 2013.