Ouderen in actie en bezwaarschriften ingediend (25 feb. 2013)
Een aangepast overzicht van de pensioenkortingen per 19 februari 2013 vindt u in de bijlage. Het is nu al bij 57 van de 68 kortende fondsen bekend gemaakt en dat valt zwaar tegen voor 1,1 miljoen gepensioneerden. De Nederlandse Bank spreekt wel van een gemiddelde van 1,9% korting, maar er zijn wel kortingen tot 7%. En voor 2014 is er voor circa 34 fondsen met 0,7 miljoen gepensioneerden een korting van gemiddeld 1,7%. Het zal je maar treffen na jarenlang geen indexering van je pensioen voor inflatie en dat door een onjuiste rekenrente. Daar zijn de meeste van de kortende pensioenfondsen de dupe van al zijn er ook nog andere oorzaken van de te lage dekkingsgraden (zie hierna). Daarom zijn de ouderenorganisaties NVOG, Unie KBO, PCOB en NOOM een handtekeningenactie gestart die vóór 1 maart moet worden getekend op www.oudereninactie.nl.
Dat de rekenrente niet (meer) juist is, betogen ook de twee vooraanstaande bureaus Towers Watson en Aon Hewitt in een artikel in het blad IPN van 21 februari. Zij dringen aan om “verplichtingen niet langer te waarderen op basis van marktrente, maar in plaats daarvan een rekenrente te ontwikkelen ‘op basis van verwacht rendement’.” Zij voegen eraan toe dat “de vereiste risicobuffers ‘voor de meeste praktische doeleinden onacceptabel hoog zijn’.” Ook de financieel econoom dr. L.A.P. Swinkels breekt een lans voor een andere rekenrente (zie bijlage). De auteur is er steeds meer van overtuigd geraakt dat er belangrijke nadelen kleven aan het blind toepassen van de zogenaamde marktwaardering, aldus Swinkels. En dat komt omdat de markt van pensioenaanspraken zeker geen perfecte markt is en “er geen transparante en objectieve ‘fair value’ bestaat voor pensioenverplichtingen.” Omdat er niet maar één ‘fair value’ bestaat, zou die waarde zich moeten bewegen tussen een vast te stellen boven- en ondergrens als meest waarschijnlijke waarde van een verplichting, aldus Swinkels. We hebben deze informatie ook ter kennis gebracht van de pensioenwoordvoerders van de Tweede Kamer.
Waarom sommige pensoenfondsen het goed doen en andere niet?
Hoe komt het dat sommige pensioenfondsen het goed doen en andere niet ? Volgens Theo Kocken, hoogleraar risicomanagement aan de Vrije Universiteit (VU), liggen drie factoren daaraan ten grondslag zoals hij in de nieuwsbrief Z24 van 19 februari schrijft.
1. pensioenpremies
Een belangrijke factor zijn de premies die worden afgedragen om later de pensioenen te kunnen betalen. Bij sommige fondsen komen meer premies binnen dan nodig voor het pensioen dat wordt opgebouwd. Een soort buffer dus. Bij de grote pensioenfondsen in de metaal bijvoorbeeld kunnen werkgevers en werknemers niet zo'n hoge buffer betalen. Die fondsen staan er nu slecht voor omdat ze geen extreem hoge reserves hebben. Daarom kunnen ze ook de toename in levensverwachting moeilijk opvangen. Omdat mensen ouder worden, zijn de pensioenverplichtingen van de fondsen sinds het midden van de jaren 90 alleen al met 15 tot 20 procent toegenomen. Pensioenfondsen die meer premies ontvangen in verhouding tot wat ze aan pensioen beloven, staan er over het algemeen veel beter voor. Bij het pensioenfonds voor de huisartsen bijvoorbeeld is de pensioenafdracht anderhalf tot twee keer zo hoog als nodig is voor wat ze beloven. Ze beloven minder, maar hebben dus een enorme natuurlijke buffer die ze uitdelen aan hun deelnemers zolang het goed gaat.
2. levensverwachting
De toename van de levensverwachting verschilt per pensioenfonds. Bij sommige fondsen is de levensverwachting van pensioengerechtigden dan ook sneller toegenomen dan bij andere fondsen. Dat kan al gauw een kleine 10 procent schelen. Ook dat is een reden dat sommige pensioenfondsen hogere verplichtingen hebben dan andere en meer moeten korten.
3. beleggingen
Pensioenfondsen hebben gemiddeld genomen redelijk tot goede beleggingsresultaten behaald. Het gemiddelde vermogen van de fondsen is de laatste 5 jaar met 30 procent gestegen, maar hun verplichtingen zijn gemiddeld met 86 procent gestegen. Dat komt omdat mensen ouder worden en door de lage rentestand (rekenrente). Sommige fondsen dekken zich in tegen rentedalingen, onder meer door meer langlopende obligaties te kopen. Die worden bij een dalende rente meer waard. De kans op 'afstempelen', het korten op de pensioenen wordt daardoor kleiner, aldus Theo Kocken.
Nieuwsbrief van de Stichting Pensioenbehoud van 25 februari 2013.