Mogen of moeten pensioenrechten worden aangetast? (14 april 2014)
In de vorige nieuwsbrief werd in algemene bewoordingen het nieuwe Financieel Toetsingskader (ftk) besproken zoals door staatssecretaris SZW Klijnsma bekend werd gemaakt. De inhoud van het wetsvoorstel met spelregels voor onze pensioenfondsen werd echter niet door haar bekend gemaakt, omdat zij eerst een advies hierover aan de Raad van State heeft gevraagd. De vrijgegeven contouren van het wetsvoorstel voor het nieuwe ftk leiden echter nu al tot teleurstelling.
Klijnsma had vorig jaar toegezegd om met een ‘tussenvariant’ te zullen komen als conclusie op haar internet consultatie over twee stelsels die algemeen werden afgewezen. Het ene pensioenstelsel was de huidige uitkeringsovereenkomst met een vrij zekere pensioentoezegging, maar met een onzekere indexatie. Het andere stelsel was het zogenaamde ‘reële’ stelsel op basis van een beschikbare premie met een onzeker bedrag van het op te bouwen pensioen, maar met ingebouwde indexatie. Alle risico’s liggen dan bij de deelnemer die pas bij pensionering duidelijkheid over het pensioen krijgt.
De kritiek op voorstellen van staatssecretaris Klijnsma
Er kwamen echter twee belangrijke punten van kritiek op dit reële stelsel. Allereerst dat de pensioenfondsen die kiezen voor het reële stelsel, worden geconfronteerd met een verlaging van hun dekkingsgraad van tot wel 30%. Dat betekent meteen korten voor vrijwel alle pensioenfondsen. Ten tweede dat het overhevelen van de opgebouwde pensioenrechten van de huidige uitkeringsovereenkomst naar dit reële stelsel, ook wel ‘invaren’ genoemd, tot veel juridische procedures zou kunnen leiden. Of procedures kans van slagen hebben, wordt hierna besproken. Vandaar de ‘tussenvariant’ als beste van twee stelsels, aldus Klijnsma.
Wat houdt de gepresenteerde tussenvariant dan in?
De organisaties van belanghebbenden zoals sociale partners en ouderenorganisaties willen een uitkeringsovereenkomst waarbij voor beleggingen niet de eis van ’risicovrij’ geldt om indexatie mogelijk te kunnen maken. Zou die eis van ‘risicovrij’ beleggen wel gelden, dan moeten de premies fors omhoog. Dat is economisch een probleem en worden de pensioenen te duur. Maar Klijnsma komt nu met een voorstel voor een uitkeringsovereenkomst die nog meer zekerheden kent door een verhoging van de buffers van 105% naar 110%. Dan is de kans op indexatie wel heel klein tot nihil geworden zonder verhoging van de premies. En dat holt de pensioenen enorm uit qua koopkracht.
Nieuwe voorstellen vanuit sociale partners en pensioenfondsen
In de NRC van 12 april (lees artikel hier) wordt aandacht besteed aan een brief die de werkgeversvoorzitter Wientjes op 20 februari heeft geschreven aan premier Rutte evenals aan de minister van SZW Asscher. In een brief aan staatssecretaris Klijnsma heeft het ABP de inhoud van de VNO brief onderschreven. Beide brieven zijn te lezen in het bovengenoemde artikel. Zonder raadpleging van deelnemers of gepensioneerden wordt door Wientjes en ABP gesteld dat bij het invoeren van het ‘ambitiecontract’ de pensioenfondsen het risico van het ‘invaren’ van bestaande pensioenrechten willen overnemen van de overheid. Deze wettelijke alternatieve route, dus géén ‘tussenvariant’, “kan worden omschreven als een toezichtkader zonder wettelijke zekerheidsmaat, met een stabiele premie, met beleggingsbeleid gericht op realisatie van indexatiemogelijkheden en (blijvend) risicodeling tussen deelnemende generaties.” aldus de VNO brief.
Maar volgens de NRC heeft de brief het kabinet niet overtuigd. Door het wettelijk mogelijk maken van het ‘ambitiecontract’ loopt de overheid nog steeds een risico om aansprakelijk te worden gesteld, aldus de NRC. Maar de bedrijfstakpensioenfondsen met CDC-regelingen zijn in feite al ‘ambitiecontracten’ zoals omschreven door prof. mr. drs. Mark Heemskerk in zijn oratie (zie bijlage). En het risico van ‘invaren’ is reëel gezien artikel 17 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (C83/395 van 30 maart 2010) over het recht van eigendom en het recht op vergoeding bij ontneming ervan (zie bijlage). Dit Handvest gaat namelijk boven Nederlandse wetgeving. Maar waarom voorstellen doen met het aantasten van opgebouwde rechten door middel van ‘invaren’ als het niet nodig is. Voor de niet-bedrijfstakpensioenfondsen is een overgang naar het CDC-contract logisch en dat is bij de bedrijfstakpensioenfondsen toch ook zonder procedures gegaan. In plaats van de voorgestelde twee stelsels houden we één uitkeringsstelsel, maar dan op CDC basis.
Nieuwsbrief van de Stichting Pensioenbehoud van 14 april 2014.