17 juli 2011
Op de vorige nieuwsbrief zijn verschillende enthousiaste reacties ontvangen, maar ook enkele kritische vragen. In een gesprek met het ministerie van SZW bleek dat een opdeling in leeftijdsgroepen van deelnemers aan een pensioenfonds met afnemend beleggingsrisico zoals in ons voorstel, niet in strijd hoeft te zijn met de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid mits er sprake is van een objectieve rechtvaardigingsgrond. Het feit dat werkenden nog wel financiële tegenvallers kunnen opvangen in hun pensioen(opbouw) maar gepensioneerden niet, is ons inziens zo’n rechtvaardigingsgrond. Een vergelijkbare rechtvaardigingsgrond geldt bij het huidige verschil maken in indexering van het pensioen tussen werkenden (o.b.v. stijging van lonen) en slapers resp. gepensioneerden (o.b.v. stijging van kosten). Ook Europese regelgeving hoeft een dergelijke opdeling in leeftijdsgroepen niet in de weg te staan; dat hangt van het voorstel af volgens het ministerie.
Maar eerst de vraag of de huidige babyboomers nu wel of niet te weinig pensioenpremies hebben betaald. Het artikel Aannemers willen pensioen korten in het Financieel Dagblad van 14 juli j.l. geeft als reden dat babyboomers te weinig premies zouden hebben betaald. In het artikel Babyboomer heeft niet betaald voor langer leven in het Financieel Dagblad van 3 september 2010 werd ook al hetzelfde gesteld. In de vierde kolom wordt Jan-Huug Lobregt van het Actuarieel Genootschap geciteerd: “We hadden de sterfte te laag ingeschat. Dat komt door een spectaculaire versnelling in de levensverwachting sinds 2001”. In de CBS Overlevingstafels 1950 - 2010 naar geslacht en leeftijd bij de leeftijd van 60,5 jaar als berekeningsjaar van de levensverwachting in de verschillende perioden vanaf 1950 (lees meer ), staat op pagina 2 het onderstaande overzicht vermeld:
Periode | Levensverwachting mannen | Levensverwachting vrouwen |
1950 1960 1970 1980 1990 2000 2008 2009 |
17,31 jaar 17,33 jaar 16,49 jaar 17,07 jaar 17,69 jaar 18,78 jaar 20,87 jaar 21,01 jaar |
18,03 jaar 19,32 jaar 20,12 jaar 22,08 jaar 22,71 jaar 23,00 jaar 24,27 jaar 24,60 jaar |
Mijn conclusie is dat voor mannen die t/m het jaar 2000 hebben gewerkt of van hun vroegpensioen genoten en daarmee in beide gevallen hun pensioenpremie hebben (door)betaald tot hun 65 jaar, hun pensioenopbouw zelf - samen met de werkgever - hebben gefinancierd. Daarna is alleen de ambitie van indexatie van het pensioen vanuit het rendement nodig. Wel worden we verwacht iets ouder te worden dan voorzien in 2000 (enige maanden?), maar dat is niet die toename van drie jaar voor mannen (dat geldt alleen voor degenen die 60,5 jaar zijn geworden in 2009). Bij vrouwen is dat anders. Ik ga er wel vanuit dat alle pensioenfondsen jaarlijks hun verplichtingen en dus hun premie hebben aangepast aan de actuele levensverwachting, maar dat wordt nog uitgezocht.
Daarnaast is het wel zo dat voor het toezegde ouderdomspensioen vanaf 65-jarige leeftijd niet het gehele daarvoor benodigde pensioenvermogen aanwezig is. Het vermogen is lager omdat er rekening wordt gehouden dat het pensioenvermogen ook nog rendement maakt tijdens de resterende levensduur van gepensioneerde. Volgens de actuaris Joshua Maggid was het risicoloze rendement op 10-jaars European Treasury Bonds in de 17-jaarsperiode van 1993 t/m 2009 circa 6,9%. Voor het te verwachten rendement bij een risicoloze belegging van de oudste leeftijdsgroep uit ons voorstel wordt door de pensioenfondsen gerekend met het rendement van de Nederlandse risicovrije staatsleningen van momenteel 3%. Uit het werkelijke rendement kan daarom eenvoudig zowel het ingecalculeerde rendement worden betaald als wel de jaarlijkse indexering van het pensioen voor inflatie.
Stuur deze nieuwsbrief door aan uw gepensioneerde familie, vrienden en bekenden s.v.p. Aanmelding als begunstiger kan via de website www.stichtingpensioenbehoud.nl.
Hoe meer begunstigers hoe sterker we staan in de gesprekken met de politiek
Bedankt alvast en tot de volgende week.
Uw voorzitter Erik Daae