De ouderen eten NIET het pensioen1 op van de jongeren (7 jan. 2013)
De bewering dat de babyboomers hun kinderen zouden bestelen door de pensioenpotten op te maken, mist elke grond en is onjuist. Maar die stelling is wel de basis van de eis van sommige activistische jongeren die stellen dat een individualisering van de pensioenen noodzakelijk is, iedereen zijn eigen potje. Stoppen met de solidariteit tussen jong en oud.
AOW
Bij de AOW neemt de vergrijzing flink toe. Volgens de CBS Kerncijfers van de bevolkings-prognose 2010-2060 (zie bijlage) waren er in 2010 nog vier werkenden op elke gepensio-neerde, in 2040 is dat ongeveer twee werkenden op elke gepensioneerde. Dus moet er wat veranderen om de kosten voor de overheid beheersbaar te houden. En dat gebeurt nu al. AOW-ers met een wat groter pensioen betalen sinds 2011 mee aan de AOW via de ‘houdbaarheidsbijdrage’ die tot 2030 steeds verder zal stijgen. Daarnaast gaat de AOW-leeftijd omhoog. Vanaf 2013 wordt niet alleen gekeken naar het inkomen bij het bepalen van de eigen bijdrage voor verzorgingshuizen, maar ook naar het vermogen. De babyboomers en de generatie daar net onder betalen dus in toenemende mate hun eigen zorg en AOW.
Ouderdomspensioen
Bij de pensioenen is iets soortgelijks te zien. Door de vergrijzing zijn er steeds minder premiebetalers en meer pensioenuitkeringen. Volgens de CBS tabel Pensioenfondsen; deelnemers en premies 2006-2011 (zie bijlage) is deze verhouding nu nog ongeveer 6:3, naar verwachting verslechtert deze naar 6:5 rond 2040. De komende jaren groeit de pensioenpot echter nog zoals door het ABP is aangetoond (zie de nieuwsbrief van 17 december 2012: De pensioenpot blijft gevuld) hetgeen ook door prof. Frijns in een interview bij RTLZ op 10 december 2012 werd bevestigd. Volgens de CBS tabel Pensioenfondsen; deelnemers en premies 2011 (zie bijlage) bedragen de pensioenpremies nu circa 30 miljard en volgens CBS tabel Pensioenfondsen, pensioenuitkeringen 2008-2010 (zie bijlage) zijn de pensioen-uitkeringen in 2011 circa 25 miljard. Elk jaar komt er dus exclusief beleggingsrendement nog zo’n 5 miljard bij. Het omslagpunt is te verwachten vanaf ongeveer 2020. Het beleggings-rendement kan dan ook worden gebruikt voor indexering van de pensioenen, maar vanwege het wel 8 jaar langer leven van de huidige jongeren moeten er dan wel aanpassingen in het pensioencontract plaatsvinden zoals een hogere premie of lagere aanspraken.
De pensioenpositie van de jongeren is daarbij relatief sterk. Volgens de CBS tabel Pensioen-aanspraken van personen, kerncijfers 2008 (zie bijlage) zijn de te bereiken pensioen-uitkeringen van jongeren hoger dan die van ouderen. Dit komt mede door de toegenomen aantallen tweeverdieners en het hogere gemiddelde opleidingsniveau van jongeren en de daaraan gekoppelde hogere inkomens. De CBS cijfers houden echter geen rekening met het middelloon principe en zijn dus te optimistisch. Maar ook prof. Goudswaard heeft in het WRR rapport De toereikendheid van pensioeninkomens in Nederland van 28.9.12 (zie bijlage) geconstateerd dat de bruto pensioenaanspraken van jongeren gemiddeld hoger zijn dan van ouderen. Zo zijn de jongeren van nu rijker dan hun ouders waren op die leeftijd.
De huidige pensioenproblematiek wordt vooral veroorzaakt door een combinatie van een stijgende levensverwachting en een extreem lage rekenrente. De berekeningsmethode daarvan dient o.i. te worden aangepast op basis van langdurig rendement minus een afslag per fonds. Dan wordt het vele korten overbodig. Met een dekkingsgraad van rond de 100% kan niet worden gesteld dat de oudere generaties in het verleden te weinig premie hebben betaald. Zij hebben een reserve opgebouwd die we nu in deze crisistijden ook inzetten waarvoor die is bedoeld, tegenvallers opvangen. Jongere generaties hebben een moreel recht op een dekkingsgraad van 100%, het surplus is bedoeld om tegenvallers op te vangen.
Nieuwsbrief van de Stichting Pensioenbehoud van 7 januari 2013.