Skip to main content

Nieuwsbrieven Pensioenbehoud

De Nederlandsche Bank belemmert pensioensector uit eigen belang (5 mei 2014)

De divisiedirecteur juridische zaken van De Nederlandsche Bank (DNB) Ron Luberti heeft op een pensioencongres verklaard dat zelfregulering van de pensioensector niet werkt, aldus een artikel in IPNederland van april. Maar de verzelfstandigde divisie Toezicht van DNB doet helemaal niet aan ‘zelfregulering’ bij de pensioenen. DNB strooit alleen maar met steeds nieuwe regels en voorschriften om het risico te verminderen, maar niet voor de deelnemers maar voor zichzelf. DNB gebruikt als enig argument daarvoor het beloningsbeleid in de pensioensector. Dat had DNB beter kunnen doen bij de ABN Amro Bank, DSB Bank, Icesave Bank, SNS Bank e.d. Door de maatschappelijke kritiek op deze bank flaters van DNB slaat deze toezichthouder door naar de andere kant bij pensioenen om zichzelf bij voorbaat in te dekken tegen kritiek. Daarbij wil DNB doodleuk niet op maar naast de bestuurdersstoel van pensioenfondsen gaan zitten, aldus Luberti. En bemoeit zich aldus met de uitvoering van het beleid van de fondsen. Prof. mr. dr. René Maatman heeft dat treffend beschreven in zijn artikel Prudent tot in de derde macht in het vakblad PBM van 29 april.

Om welke risico’s gaat het bij pensioenfondsen

De Pensioenwet kent drie vormen van pensioen als uitgesteld loon zoals overeengekomen met de werkgever. Ten eerste uitkeringsovereenkomst met een pensioenfonds zoals voor 95% in Nederland geldt (DB-regeling). Ten tweede de kapitaalovereenkomst, waarbij op de pensioendatum een maandelijkse lijfrente moet worden gekocht voor het afgesproken kapitaal bij een verzekeraar tegen de dan geldende rente. Ten derde de individuele overeengekomen beschikbare premieregeling (DC-regeling), waarbij op de pensioendatum ook een lijfrente moet worden gekocht voor het dan aanwezige bedrag bij een pensioenverzekeraar tegen de dan geldende rente. De laatstgenoemde regeling geldt voor 5% van de pensioendeelnemers.  

De risico’s van de twee laatst genoemde pensioenregelingen liggen duidelijk bij de deelnemer. Deze risico’s betreffen de hoogte van de rente, beleggingsresultaat, insolventie, langer leven dan waarmee is gerekend e.d.  Bij de oorspronkelijke uitkeringsovereenkomst werden deze risico’s geacht te liggen bij het pensioenfonds (garantie). Dat waren alleen ondernemingspensioenfondsen. Pas in 1952 werden de bedrijfstakpensioenfondsen wettelijk mogelijk gemaakt, waar nu 80% van de deelnemers  onder vallen. In de loop der jaren bleek dat de rente op staatsleningen niet altijd hoog kon zijn en dat beleggen in aandelen niet altijd geweldige rendementen kon opleveren. Op een gegeven moment hebben de sociale partners afgesproken dat bij een te lage dekkingsgraad de werkgevers geen extra bijdragen (meer) behoefden te storten zoals gebruikelijk bij ondernemingspensioenfondsen.

Gevolgen voor bedrijfstakpensioenfondsen

Daarmee kwamen de genoemde risico’s bij de deelnemers te liggen en wordt dit type van de uitkeringsovereenkomst als CDC-regeling omschreven (Collective Defined Contribution) onder handhaving van de verplichtstelling, de doorsneepremie en de solidariteit met de bijbehorende voor- en nadelen. Tevens werd in de Pensioenwet 2006 de uiterste mogelijkheid van het verlagen (‘korten’) van de pensioenen opgenomen. Omdat deze CDC-regeling volgens de Pensioenwet nog steeds een ‘uitkeringsovereenkomst’ is met een zekerheidsmaatstaf van 97,5%  stelt DNB onnodig de te hoge eisen aan het beleggingsbeleid van bedrijfstakpensioenfondsen, terwijl het risico bij de deelnemers terecht is gekomen.  Door die onnodig zware eisen kunnen pensioenfondsen met een DB-regeling niet goed beleggen. In het vakblad IPNederland van april wordt vermeld dat de DC-vermogens mondiaal de afgelopen 10 jaar met 10% zijn gegroeid en de DB-vermogens in die periode slechts 5%. Ook ondernemingspensioenfondsen gaan steeds meer van DB naar CDC. Voorbeeld is de onlangs afgesloten pensioenregeling voor ABN Amro. De kern hiervan is “Uitgangspunt voor een nieuwe pensioenregeling was (i) een regeling die onder IFRS kwalificeert als een DC-regeling, (ii) onder de Pensioenwet kwalificeert als een Uitkeringsovereenkomst, (iii) waarbij cao-partijen de nieuwe regeling zoveel mogelijk wilden laten lijken op de oude regeling, (iv) inclusief het maximale gebruik van de fiscale kaders.” Daarom dient de zekerheidsmaatstaf van 97,5% bij CDC te vervallen.

Nieuwsbrief van de Stichting Pensioenbehoud van 5 mei 2014.