Onzekere pensioenhoogte door zwakke denkkracht van bonden en politici van 26 maart 2011
Door Geert Braam, 26 maart 2011
Velen hebben slechts een klein pensioen, maar de zekerheid voor de oude dag wordt bedreigd, ook die van jongeren voor later. In de discussies over het pensioenstelsel lijkt chaos te overheersen.
“Maar mijnheer, die pensioenen worden toch onbetaalbaar” zo stelt de journalist. Op de vraag “wie zegt dat”? komt het antwoord: dat weet toch iedereen? Inderdaad, iedereen zegt dat. Maar men denkt dat dit een hard wetenschappelijk gegeven is. Welnu, dat is het absoluut niet. Het is slechts één mogelijk standpunt, waarbij men geld liever niet aan de pensioenen uitgeeft en waarbij men ook geen oplossingen zoekt als bijvoorbeeld belastingverhoging voor de hogere inkomens. Dus andere standpunten zijn buiten beeld. Voorts is het maar een kleine kring die beslist. Bestuurders van vakbonden, werkgeversorganisaties en politici. Evenals de pensioenfondsen gebruiken ze grote woorden, zoals “op lange termijn het bestel toekomstbestendig maken voor onze kinderen”. Tamme ouderenbonden zoals de PCOB mompelen iets vaags over solidariteit. In de argumentatie worden steeds nieuwe punten naar voren gebracht. Het begon met de vergrijzing. Dat argument is juist, maar het wordt overdreven. Toen voerde men een geboortegolf op, de babyboomers . Daar kom ik straks op terug. Nu wijst men op de stijging van de levensverwachting, Die stijging is al lang aan de gang en het is zeer onzeker of die doorzet. Dat men zich afhankelijk maakt van beurspeculanten neemt men grotendeels voor lief. Maar wel worden de zaken ingewikkeld voorgesteld door te schermen met rentestanden, aandelenkoersen en dekkingsgraden. Wordt met dit alles zand in onze ogen gestrooid, zodat de bedreiging voor ouderen onontkoombaar lijkt?
De vraag is of er nog normaal gedacht wordt. Een zorgelijk punt is hoe men met generatietegenstellingen redeneert. Men doet alsof een generatie onbewegelijk is. Werkenden zouden moeten “opdraaien” voor de ouderen. Men wijst dan op de zogenaamde babyboomers van na de 2e wereldoorlog die tussen 1945 en 1970 geboren zijn en gevolgd werden door een “babydip”. Inderdaad zal dat geringere aantal mensen later voor relatief meer ouderen moeten zorgen. Maar dat gaat zeer geleidelijk. In 2025 is de helft van die boomers nog jonger dan 65 jaar en betaalt dus nog steeds mee aan de pensioenen.
Maar nog belangrijker is de onzin dat men moet “opdraaien voor”, waarbij men eigenlijk de levensloop in stukken heeft geknipt. Men miskent namelijk dat jongeren ook een keer oud worden en een pensioen nodig hebben. Gelukkig zien sommige jongeren dat ook, zoals die 20- jarige die naast mij zat bij de tennisclub. Het leeftijdverschil is 60 jaar. Hij zegt ”Ik kan me dat niet goed voorstellen hoe het voelt als je zo’n lange tijd achter je hebt. Wat moet daar allemaal gebeurd zijn”. Enkele meisjes vragen of het leven nog aardig is als je zo oud bent. Men ziet dus wel degelijk de levensloop voor zich. Kunnen ze dan rekenen op een veilig pensioen? Dat kan, want het principe is heel eenvoudig. Er zijn in de levensloop fasen waarin men afhankelijk is, dat betreft kinderen en ouderen. De werkenden moeten nu eenmaal daarvoor de lasten opbrengen Als er meer kinderen komen of meer ouderen, dan moeten de premies omhoog. Maar dat vereist de keiharde voorwaarde dat die werkenden ook op een vaste toekomst kunnen rekenen. Dat principe is door het marktdenken en mede door steun van de bonden geschonden . Daar ligt een groot probleem. De mensen zijn geconfronteerd met plotselinge veranderingen in de VUT, in de verzekeringen voor arbeidsongeschiktheid, werkloosheid, pensioenen en zorg. Wantrouwen ondermijnt nu de bereidheid om voor later te betalen. Hogere premies voor pensioenen vereisen dus keiharde garanties, zodat men de zin daarvan inziet. Onze beslissers zien die eenvoudige waarheden niet meer. Maar ondertussen dreigt voor velen achteruitgang. Zeker voor ouderen met een schamel inkomen is dat ernstig.
Prof.Dr.G.P.A. Braam, is emeritus hoogleraar sociologie en onderzoeksmethoden aan de Universiteit Twente.